CAM Race 2014

1. Naar Lauwersoog

Vrijdag 27 juni.

Voor de meesten van ons gaat het nu echt beginnen. Na twee voorbereidingsweekenden volgt de eerste etappe van de reis. We zullen de Colin Archer Memorial race naar Larvik in Noorwegen gaan zeilen, met aansluitend een toertocht terug via Denemarken. Dit weekend staat het opbrengen van de Mariflex Challenge naar startplaats Lauwersoog op het programma.

De leden van de bemanning zijn verbonden aan zeilschool Demarage, in de meeste gevallen als cursist. Allereerst natuurlijk Jasper Daams, samen met zijn vrouw Liesbeth Goedhart eigenaar van Demarage. Liesbeth gaat dit weekend niet mee, maar zal een week later inschepen voor de grote reis. Dan is er Rob van Oudshoorn, die met zijn boot ook in Dinteloord ligt en daar veel tijd doorbrengt. Mara en Appie Kingma hebben hun boot, normale ligplaats ook Dinteloord, juist weer in het water, na een grondige opknapbeurt. Piet van Dam en Eric van der Schilden wonen toevallig allebei in Limburg, ver weg van het grote water en ontberen de weelde van een eigen boot, maar zijn daarom niet minder fanatiek.

De rest van het team zal ons volgend weekend komen versterken; Ruud Cogels is, via zijn bedrijf Mariflex, de eigenaar van de Mariflex Challenge. Maarten Hamel en Josephine Bakker zijn de eigenaars en uitbaters van restaurant ’t Heertje in Bergen op Zoom en zoals gezegd, vaart Liesbeth vanaf volgende week ook mee. Dit weekend hebben we als extra opstappers Frans Kremer en Marjolein Groot Koerkamp, nieuwe cursisten die dit weekend gaan kennismaken met varen op groot water. Na een gezellige gezamenlijke maaltijd in restaurant De Waterkant, duiken we welgemoed in onze kooien.

Zaterdag 28 juni

Aangezien we een voor één weekend lange trip voor de boeg hebben, zullen we zaterdag vroeg vertrekken en in één ruk doorvaren naar Lauwersoog. De Mariflex Challenge ligt al buiten de Dintelmondse Mandersluis, zodat we niet hoeven de wachten op de eerste schutting. Zaterdag om 7 uur gaat het los! Dat wil zeggen, eerst moeten we nog even zeewaarts. Gegeven het tij staat er bij Stellendam niet genoeg water, dus dat wordt Hollands Diep, Haringvliet, Spui, Oude Maas en dan de Nieuwe Waterweg. Dit traject verloopt voorspoedig. Om een uur of twee ronden we de pier van Hoek van Holland en zijn op zee.

Zolang het weer goed blijft, is het geen ingewikkelde tocht. We houden de kust in zicht aan stuurboord en varen ruim rond de ankergebieden en windmolenparken. Helaas is de wind zwak, maar is er toch vrij veel deining. De giek zwaait door zijn gewicht af en toe met veel geraas over de boot. Een bullentalie maakt daar een eind aan. Uiteindelijk neemt de wind zo veel af dat we het zeil naar het midden trekken en op de motor verder varen.

Piet, Appie en Jasper hebben afgelopen september de Mariflex Challenge opgehaald in de Solent in Zuid Engeland, maar voor de meeste anderen is dit de eerste echte zee-ervaring. Zeeziekte begint bij enkelen op te spelen.

’s avonds gaat het wachtschema in. Twee wachten met vier uur op en vier uur af. Voor een enkele nacht is dit goed vol te houden. En wat is het prachtig ’s nachts op het water. De zee is relatief kalm. Aan bakboord zien we de lichten van vrachtschepen die in de shipping lanes varen, en daartussendoor de helverlichte olieplatforms. Aan stuurboord zien we nu Texel met zijn vuurtoren. De zon blijft midden in de zomer niet lang weg. Op het water zie je dat extra goed. Hij is amper verdwenen in het noordwesten of een paar uurtjes later zie je het alweer schemeren in het noordoosten. Meer hierover in Noorwegen.

Zondag 29 juni

De dag begroet ons met een lekker zonnetje en een gladde zee. We zijn goed opgeschoten buitenlangs de waddeneilanden en varen nu bij Ameland. We zoeken het gat tussen Ameland en Schiermonnikoog dat naar Lauwersoog leidt. Gelukkig hebben we een bijgewerkte kaart en de tonnen liggen waar we ze verwachten. Terwijl we het gat binnenlopen, maakt Mara ontbijt. Gebakken eieren met spek! Wie ze ruikt kan geen nee zeggen en zelfs de zeeziekte-klanten zijn alweer zover opgemonterd dat ze dapper meedoen.

Verkeerspost Schiermonnikoog roept ons op, vraagt naar onze lengte en zegt wat vinnig dat er een meldplicht is voor schepen boven 20 meter. Die meldplicht stond niet op onze kaart en de Mariflex Challenge is welgeteld 67 voet ofwel 20.4 meter. We zullen echter leren dat verkeerspost Schiermonnikoog een onmisbare hulp is in deze wateren.

Via de kleine Robbengatsluis lopen we vroeg in de middag onder een stralende zon de Jachthaven Noordergat aan het Lauwersmeer binnen. We melden ons bij de race-organisatie, ondergaan de veiligheidskeuring en ontvangen onze startwimpel. We maken van de gelegenheid gebruik om op te ruimen en het dek te spoelen en dan is daar opeens Ruud. Hij kon het niet laten en is naar Lauwersoog gescheurd om poolshoogte te nemen bij zijn boot en de bemanning. We kletsen bij en blikken vooruit naar de tocht. We kunnen niet wachten, maar moeten nog een kleine week geduld hebben. De meesten moeten morgenochtend nog aan de slag. Met pijn in het hart laten ze Jasper en Rob achter om op het schip te passen en klimmen in de auto.

 

2. De Race

Vrijdag 4 juli

Eindelijk is het hele team compleet. Nadat de laatste bemanningsleden uit het zuiden zijn gearriveerd, brengen we de dag door met het doornemen van de startprocedure, het handicap-systeem, de route en het weer. Alles is klaar en we popelen om te vertrekken.

Zaterdag 5 juli

Vandaag is de grote dag. Met de eerste schutting verhuist de Mariflex Challenge van de binnenhaven naar de buitenhaven. Dan is er de captains briefing voor het laatste nieuws met betrekking tot route, procedure en het weer. Het lijkt erop dat er een warmtefront met daarachter windstilte aan gaat komen, die van west naar oost over de Noordzee trekt. Wanneer dat gaat gebeuren is onzeker, maar wie ervoor uit weet te zeilen heeft zeker een groot voordeel. De keuzevrijheid op het eerste gedeelte is echter beperkt. Als je teveel oost, richting Denemarken, vaart, maak je de weg alleen maar langer.

We zijn de grootste boot met de grootste crew en gaan daarom nog even speciaal op de foto. Maarten heeft voor iedereen een polo en zeiljack met passende opdruk geregeld, zodat we er echt als een team uitzien. Dan varen we uit. Eric’s vrouw is speciaal naar Lauwersoog gekomen voor een emotioneel uitzwaai-moment en dat krijgt ze.

Onze startgroep is 4, de laatste, en vertrekt om 15.30. De hoorn voor startgroep 3 klinkt, dus nog 10 minuten…. de zwarte vlag gaat omhoog, nog 5…. de P-vlag komt erbij: nog 4. We hebben voldoende ruimte en stormen op de startlijn af. Het 1-minuut sein. We zijn nog wat te ver van de start, maar liggen ongeveer in het midden van de groep. Een boot die al te dichtbij de lijn ligt moet oploeven en zijn snelheid opgeven. Die pakken we nog voor de start. Waar gaat dit over? Seconden op een race van dagen. Het maakt niet uit. De boot die je kunt zien moet worden ingehaald en wel nu meteen. Daar gaat de hoorn en we zijn gestart.

We varen in een groep van vier boten aan de kop van onze startgroep. Nu eerst die andere groepen inhalen. We varen ruime tot bijna voor de wind. Dit rak is echter wat kort om de spinaker te zetten. De genua uitbomen dan maar. Dat valt niet mee als de boom al zo groot is dat er drie man nodig zijn om hem te zetten. We verliezen een beetje tijd, maar zijn dan weer vol op snelheid en hebben de concurrentie in het vizier.

En dan komt Rob bij schipper Jasper melden dat één van de anderen zich niet zo lekker voelt. Hij heeft last van zeeziekte, maar meer verontrustend: van verkramping in handen en gezicht. De wedstrijdkoorts verdwijnt in één klap naar de achtergrond. Eerst maar eens op de marifoon doktersadvies inwinnen. Via verkeerspost Schiermonnikoog hebben we snel contact met de kustwacht. De conditie van onze bemanningsgenoot gaat ondertussen op en neer, maar als er hartkloppingen bijkomen, is de ernst van de situatie duidelijk.

Die dokter aan de radio laat echter op zich wachten. Dan begrijpen we dat de beslissing tot evacuatie al genomen is en er zowel een reddingsboot als helikopter onderweg zijn. We krijgen de instructie om te keren en varen de reddingsboot tegemoet. Die neemt onze collega via een spectaculaire langszij-actie aan boord, waarna hij door de helikopter aan een lijn wordt opgepikt.

Ondertussen herneemt de rest de koers. We liggen nu een paar uur achter en zijn onze oriëntatie ten opzichte van de concurrentie kwijt. Competitiedrift maakt plaats voor vastberadenheid om in elk geval de route te volbrengen. Het zal nog enkele dagen duren voor we de bevestiging krijgen dat onze bemanningsgenoot veilig aan land gekomen is en al snel volledig is hersteld.

De avond valt in, de wind blijft goed en we hebben een mooie snelheid. De stemming keert terug.

Zondag 6 juli

In de vroege morgen: 10 knopen wind, 5, 2 en uiteindelijk niets. Dit is het “windwak” wat was voorspeld. We liggen letterlijk te dobberen. Wat verderop ligt een andere deelnemer. Soms dobberen we er wat vanaf, soms ernaar toe. Zonder snelheid door het water kunnen we niet eens sturen. De Mariflex Challenge is een groot, stevig stalen jacht met uitstekende eigenschappen voor wat meer wind. Deze dobberpartij echter, is een marteling. Na zo’n 2 mijl te hebben afgelegd in 6 uur, voelen we eindelijk weer een zuchtje. Onmiddellijk klaart het gemoed op. We gaan weer! Een gangetje van 10 of 11 knopen is echt wanneer de MC zich op zijn gemak voelt en binnen de kortste keren zitten we daar weer op.

Het leven aan boord begint ook al te wennen. Ontbijt rond 8 uur, voor sommigen voor het slapen en voor anderen net na het wakker worden. Lekkere koffie en thee is er altijd. ’s Middags een warme maaltijd met pasta of rijst en ’s avonds een broodmaaltijd met iets extra’s. Alcohol wordt er niet gedronken. Dat doen we in de haven. Mara neemt, met hulp van Liesbeth, de honneurs waar als boordkok en is ieders beste vriend.

Niet al te veel later alweer de volgende gebeurtenis. We varen ten westen van Denemarken en het weerbericht laat een depressie ten zuiden van Engeland zien. Die zal waarschijnlijk onze kant opkomen, waarschijnlijk dinsdag, maar misschien eerder. Wat doen we? Een veilige haven opzoeken, of doorvaren? Als duidelijk wordt dat we nog in elk geval tot maandagochtend kunnen doorvaren en daarna besluiten, is het pleit snel beslecht. We varen door.

Laat in de avond moet er een ander besluit genomen worden: Hoe varen we het Skagerrak over? Zo lang mogelijk de Deense kust houden en dan op het laatste moment naar het Noorden draaien voor Larvik geeft het meeste profijt van de stroom, die in het Skagerrak een heel specifiek patroon volgt. Het weerbericht laat een verzwakkende wind zien. Tegen de tijd dat we aan het laatste rak toe zijn, zou dat een zeer zwakke noordenwind opleveren. Tegen een zeer zwakke wind opkruisen? Geen goed idee. We besluiten recht op Larvik toe te varen. Te oordelen naar de andere deelnemers die we op de AIS om ons heen zien, zijn we niet de enigen met die strategie.

Maandag 7 juli

Wat een geweldige zeildag. Halve en ruime wind van kracht 5 of 6. Een lekker zonnetje en een lome deining. De MC schiet door het water. We melden radio Tjoeme dat we de 54e breedtegraad gepasseerd zijn. Ja dat hoort er allemaal bij. We gaan tegen donker aankomen. Hoe laat is dat hier eigenlijk? Geen idee, maar dat is ons doel. Helaas is ook nu de voorspelde windstilte genadeloos. Met voor ons gevoel de finish in zicht, is het weer een paar uur dobberen geblazen.

Dan om acht uur ’s avonds blaast hij weer; een ruime wind, ongeveer kracht 3. Niet veel, maar we gaan vooruit. Eindelijk krijgen we die Spinaker van 300 vierkante meter er in één keer goed op. Het wordt donker, maar niet helemaal. Op deze breedte in de zomer gaat de zon net wèl onder. Hij “dipt” onder de horizon en scheert dan net buiten beeld in het noorden van west naar oost om zich daar weer te laten zien. Al die tijd zie je aan de schemer dat hij niet ver weg is….

In die schemer spinakeren we voort. We melden dat we over een half uur gaan finishen. Maar, waar is die finish nou precies? Eén moment laat onze navigatie-machine het afweten en we denken dat we het nèt niet gaan halen op de spinaker. Er af dat ding dan maar. Het kost ons snelheid en 2 plaatsen. Verdorie. Maar finishen doen we wel en uitgelaten melden we dit via de VHF.

Op de motor tuffen we rond één uur ’s nachts het haventje van Stavern, net buiten Larvik, binnen. Er zijn hier veel rotsen en die zijn meestal niet gemarkeerd. Gelukkig is het licht en zien we alles goed. We zijn groot, waar moeten we liggen? De organisatie wijst ons een ligplaats, maar de eigenaars van een groep aluminium boten willen geen vreemde eend langszij. Uiteindelijk komen we aan de “stoompier” terecht. Dat blijkt de beste plaats. Binnen een paar minuten lopen van de haven, maar buiten gehoorsafstand van de, soms wel erg gezellig pimpelende, kolonie Nederlanders van de CAM race.

Moe, maar uitermate voldaan zoeken we onze kooien op.

 

3. Noorwegen

Dinsdag 8 juli

Het gebied rond Stavern wordt de Noorse Riviera genoemd, met over 200 dagen zon per jaar. Ook vandaag schijnt hij, maar we merken er niet veel van. De stemming is loom terwijl we de gemiste slaap inhalen en in het algemeen uitrusten van de oversteek.

Wat later op de dag kijken we eens rond. Een vriendelijk dorp met witgeverfde houten huisjes. Terrasjes en restaurantjes waar je kijkt. Hier houden we het wel een paar dagen uit. Het landschap is fantastisch. Glooiende groene hellingen dalen af naar de zee die in een ingewikkeld patroon van kreken en baaien de fjord binnenstroomt. Misschien niet zo dramatisch als de meer noordelijke fjorden maar zeker zo romantisch. Alsof Zuid Engeland is overspoeld door een vriendelijke zee. De fjord vormt een natuurlijke beschutting voor de haven en kust, dus de huizen en velden liggen hier, zo anders dan in Nederland, direct aan het water.

Op de pier waaraan wij liggen is het een komen en gaan. Vissersbootjes komen hun vangst aanlanden bij de mini-afslag of groothandel. De andere kant is gereserveerd voor de veer-of rondvaartbootjes die op gezette tijden groepen passagiers meenemen. Nu en dan komen er jachten vragen of ze langszij mogen meren. Wij gaan de komende dagen nergens naartoe, dus gezellig, waarom niet? Op de hoek ligt een klein familiestrandje tegenover een beschutte baai met veelgebruikte ankerplaats. En dan die eindeloze glooiende groene velden… Binnen de kortste keren voelen we ons zo thuis dat het lijkt alsof we hier al jaren liggen en nooit meer zullen vertrekken.

Woensdag 9 juli

Tijdens de paar dagen passagieren in Stavern willen we ook wat van de omgeving zien. Het oog valt op het natuurgebied van de zogenaamde “rollende stenen”. Dat zijn miljoenen kleine ronde keien. Na de laatste ijstijd zijn die met het terugtrekkende ijs meegerold en zodoende mooi rondgeslepen. Uiteindelijk zijn ze op deze plek terecht gekomen. Op dezelfde locatie bevinden zich een aantal “bergjes” van die keien en volgens archeologen zijn het monumenten voor overleden Vikingen.

Om in het gebied van de rollende stenen te komen hebben we vervoer nodig en de bushalte blijkt naast een rommelmarkt te liggen. Daar wordt leuk gescoord: sieraden, een antieke verrekijker, een oude Noorse Donald Duck en een originele vinyl uitgave van “10 Years After”. Navraag bij de buschauffeur over waar uit te stappen levert een typisch Noorse reactie op. Eerst uitleg over hoe we moeten lopen, maar dan zegt hij: “Ach, als ik geen passagiers meer heb dan breng ik jullie wel even.“ En dat gebeurt dan ook. Dat is wat ons –naast de prijs van het bier- aan Noorwegen is bijgebleven: de uitermate vriendelijke, behulpzame en geïnteresseerde mensen.

De tocht naar het gebied voert door een mooi landschap met typische rode huisjes; heel open en groen. Het gebied van de rollende stenen is ook bijzonder. Prachtige inhammen in een granieten rotskust, helder water met fel oranje gekleurde kwallen. En stil! Oorverdovend. Na een tijdje rondgezworven te hebben vinden we het welletjes. Ruud besluit lopend terug te gaan en de rest van de groep komt in een leuk restaurantje in een klein pittoresk haventje uit, voor een heerlijke lunch. Maarten doet nog een leuk idee op voor het restaurant en daarna vinden we als volleerde padvinders de juiste bushalte.

Liever dan in de Nederlandse kolonie in de haven, kijken we Nederland-Argentinië in de bar van het grootste hotel van Stavern. Het bier is goed, de wedstrijd niet. Nog voor de strafschoppenserie druipt de meerderheid af. De blijvers worden niet beloond. Ach, gelukkig ging onze reis daar niet over. Scheelt weer de zorg om een plek voor het kijken van de finale zeker te stellen.

Donderdag 10 juli

In de loop der dagen krijgen we bezoek. Veel race-deelnemers willen wel eens een kijkje nemen op dat grote en mooie schip. De Mariflex Challenge is inderdaad wel iets anders dan het gemiddelde jacht. Van de bovenmodaal dikke trossen en schoten, via het strakke flexiteek dek met zijn race lay-out, tot aan de salon van huiskamerafmetingen. Niet zonder trots schenken we koffie en leiden rond.

In de middag is er de Colin Archer Memorial Parade. De deelnemers die nog in Stavern liggen verzamelen zich en varen in optocht de fjord in naar Larvik en dan langs Colin Archer’s geboorteplaats. We sluiten de rij en hijsen Appie, onze professionele boordfotograaf, naar 25 meter hoogte in de mast, waar hij een aantal indrukwekkende plaatjes schiet. Na de parade vertrekken we per bus naar een allerliefst natuurlijk haventje tussen de rotsen, waar een barbecue en de prijsuitreiking plaatsvinden. Er worden veel foto’s gemaakt; dit is onze laatste avond samen.

 

4. Door Denemarken

Vrijdag 11 juli

Vandaag vertrekken we naar Denemarken. Helaas zonder Maarten, Josephine, Liesbeth en Ruud. Zij keren per vliegtuig terug naar hun professionele leven. Na het ontbijt nemen we afscheid en varen af. Koers: Zuid. Het plan is om via het Kattegat naar Denemarken te varen en dan via Kiel, Kielerkanaal, Elbe en rond de Wadden weer richting Nederland te gaan. We hebben nog een flink stuk te gaan, dus besluiten we er meteen een flinke ruk aan te geven.  Ons doel is Ebeltoft, ruwweg halverwege Denemarken. Dat zou zo’n 30 uur varen moeten zijn, dus met een beetje geluk dineren we daar morgen aan de wal.

We vertrekken zonder wind, dus de Perkins motor moet het weer klaren, wat deze uitermate betrouwbare krachtpatser zonder morren doet. Gelukkig duurt dat niet lang en na een paar uur kan de Mariflex Challenge weer laten zien waarom het zo’n fantastisch schip is. Als er eenmaal een beetje wind is en de zeilen zijn goed gezet, dan gaat hij ook vooruit. Zonder veel moeite zitten we weer rond de 10-11 knopen en het schip geeft geen krimp.

Met een gereduceerde bemanning is het opeens een stuk stiller aan boord. We missen Ruud’s bedrijvigheid, Maarten’s enthousiasme, Liesbeth’s praktische activiteit en Josephine’s vrolijke gekeuvel. Het geluid van de zee vult de stiltes – en de onvermoeibare combinatie van iPad en scheepsstereo natuurlijk. Jimi Hendrix blijft favoriet.

De overtocht verloopt vlekkeloos. Aan het eind van de dag passeren we Skagen. Het ligt achter de horizon, maar de vele ferry’s verraden de ligging van deze drukke haven. Nachts varen we weer langs een scheepvaartroute, zodat we de grote jongens langs zien lopen. ’s ochtend in alle vroegte roept één van hen ons op. Oeps. Liggen we op aanvaringskoers of zo? Nee, de verbindingsofficier vraagt heel beleefd of hij zijn mmsi-oproep functie op ons mag testen. Die blijkt het inderdaad niet te doen, want we ontvangen niets.

De Mariflex Challenge heeft een hydraulische autopilot. Nadat we hebben uitgezocht hoe hij werkt, verricht die goede diensten. De eerste paar minuten wil hij nog wel eens overcompenseren, met een zigzagkoers tot gevolg, maar daarna stuurt hij als de beste, zeker als de golven niet te hoog zijn, of tijdens motorvaart. Liefkozend noemen we hem Harry.

Wel goed dat het nog ’s nachts nog steeds licht blijft. Hier en daar ligt er, met als enige aanduiding een paar oranje ballen, visgerei in het water.

De bemanning is ondertussen geheel gewend aan het leven op de boot. Zeeziekte bestaat alleen in de herinnering en we doen de wacht, eten, slapen alsof het nooit anders geweest is. Er is de zee, de wind, de golven, het schip. Niemand heeft haast om aan te komen.

Zaterdag 12 juli

in de middag lopen we het haventje van Ebeltoft aan. Wel even goed uitkijken, want er liggen uitgestrekte zandplaten in de baai. Er is een nauwe geul naar de haveningang, maar die is goed aangegeven en de boeien liggen daar waar de GPS ze verwacht. De prijs van onachtzaamheid is hoog: Is dat geen wrak dat daar half boven water steekt? Later leren we dat het een Nederlander was die in Ebeltoft een boot kocht om mee naar west Afrika te varen. Als onervaren zeeman is hij nooit verder gekomen dan de eerste zandplaat. Zijn boot overleefde het korte avontuur niet.

Binnen de haven hebben we uitzicht op een tall-ship replica die de voornaamste attractie van het dorp vormt. Het havenkantoor is tevens museumwinkel. Ebeltoft is een pittoresk dorpje met oude huisjes en een uitgebreide horeca. We krijgen een aanrader van een lokale watersporter en hebben een heerlijk diner. En wat een aangename prijzen hier, in vergelijking met het Noorse niveau!

Zondag 13 juli

Piet moet zich uiterlijk dinsdag weer op kantoor vertonen en besluit vandaag van boord te gaan, maar niet zonder voornemen zich volgend weekend weer aan te sluiten. In de druilerige regen vertrekt hij richting busstation in zijn typische outfit: Korte broek en poloshirt. Een jas is niet nodig in de bus of trein, zo redeneert hij. Dat hij het niet snel koud heeft, was de anderen al opgevallen. De laatste 5 Mohikanen zien hem niet graag gaan. Het wordt wel erg stil zo. Gelukkig is er altijd nog Rob’s droge humor om de sfeer er in te houden.

Allereerst maar eens naar diesel uitkijken. De Mariflex Challenge heeft 5 dieseltanks en een dagtank. Die zijn verbonden met een areaal van tap- en beluchtingsventielen en een pomp; hetgeen de actuele dieselvoorraad nogal ondoorzichtig maakt. In de haven is geen bunkerstation te zien, dus Jasper en Rob gaan op onderzoek uit. Uiteindelijk vinden ze de havenmeester van de naastgelegen haven bereid om met zijn tank-karretje uit te rukken. We varen er naar toe en vullen de tanks, hopen we, met zo’n 350 liter verse diesel. Het gaat er hier wel erg informeel aan toe. De havenmeester is een uit de kluiten gewassen Stiefbeen-type en spreekt nauwelijks Engels. Na afloop stapt hij op zijn wagentje en rijdt weg. Stop! Je zit nog ingeplugd! Schouderophalend wordt de kabel binnengehaald. Van pinnen of credit cards is uiteraard geen sprake. Gelukkig hebben we nog contante Euro’s en worden die wel geaccepteerd.

Uiteindelijk varen we uit, maar het is vandaag geen genoegen. De druilerig regen houdt aan, en wat erger is: Helemaal geen wind. De Perkins is sterk, maar veel sneller dan 6 knopen gaat het niet. Na een paar uur is de lol ervan af en we besluiten Hov aan te lopen, of “Hou”, zoals het ook bekend blijkt te staan. De aanloop van Hov is gecompliceerd. Er is een small, kronkelig geultje tussen de platen. Zeker geen aanrader in het donker. Uiteindelijk lopen we binnen in een zeer moderne en goed geoutilleerde jachthaven met een automaat voor het inchecken, uitstekend sanitair, werkend internet en een clubhuis voor de gasten. Wat in de almanak stond, blijkt te kloppen: Buiten de haven is het een saai plaatsje. We eten een Pizza in het enige restaurant.

Maandag 13 juli

Het plan voor vandaag is om een goed eind op te schieten richting Kiel. Vol goede moed varen we uit. Tot we precies in de smalle havenmond vast lopen. Wat krijgen we nou? We steken drie meter diep en gisteren bij het binnenlopen hadden we steeds minstens vier meter water. Die diepte staat ook vermeld op de kaart en in onze GPS plotter. Getij? Volgens onze boeken is er hier een “verwaarloosbaar” getij. We keren terug naar onze plaats en gaan op onderzoek uit. De havenmeester weet niet veel meer dan dat het om één uur vanmiddag hoog water is. En hoe veel water hebben we dan in de havenmond? Geen idee. Op internet vinden we: Er is inderdaad getij: Vandaag wel zo’n 25 cm! Die vier meter van gisteravond zou dus nog minstens drie en een half moeten zijn.

Om een uur of 11 proberen we het opnieuw. We kruipen naar buiten. En direct buiten de pieren, ruim binnen de betonde geul: Weer niet voldoende diepte. Terug maar weer en wachten op die laatste centimeters water. Wel hebben we het idee dat we bij aankomst wat dichter onder de oever voeren. Zou dat het verschil maken? De derde poging ondernemen we om drie uur. We houden ditmaal bakboord om dichter bij de oever te blijven, maar dan gaat het al mis voor we de haven uit zijn. Binnen de havenmond stuurboord, dan zodra je buiten bent bakboord uitvaren en bakboord houden in de geul, dat is het recept dat ons uiteindelijke buiten brengt.

Eenmaal buiten staat er wel een lekker briesje. We varen in de “Kleine Belt”, een attractief gebied met veel eilanden en haventjes. Na een paar uur passeren we Middelfart, dat aan het smalste gedeelte van de Kleine Belt ligt. We zien prachtig groene heuvels met huisjes en boompjes, het ideale Fleischmann-landschap.

Na Middelfart wakkert de wind aan. Dat was niet voorspeld, dus we weten ook niet wat we kunnen verwachten. We hebben een flink stuk open water voor ons, met weinig voldoende diepe havens als uitwijkmogelijkheid. De havens die we wel kunnen aanlopen liggen aan lager wal. We nemen geen risico en varen terug. In Middelfart winden we een plaats naast de Abel Tasman, een 40m lange Nederlands schoener van 100 jaar oud, die met een joviale schipper charters vaart op de Oostzee.

Dinsdag 14 Juli

Vandaag is het weer fantastisch zeilweer. Met de vertrouwde 10 knopen zoeven we richting Kiel. Hoe kunnen we ooit nog blij zijn met 7 of 8 knopen op een “normale” boot? We genieten er extra van, want hierna komt het Kielerkanaal (officieel: Noord-Oostzeekanaal); 100km motorvaart. Tegen het eind van de middag komen we aan bij het sluiscomplex bij de ingang. De oude sluis ten Noorden van de beroepssluis moeten we hebben volgens de almanak. Na een tijdje dobberen zonder actie vragen we het nog maar eens va de radio. Nee, die oude sluis is buiten gebruik. We varen de beroepssluis binnen, zo groot als een paar voetbalvelden aan elkaar. We liggen er alleen met nog één enkel ander jacht. Het kanaal is na zonsondergang gesloten voor pleziervaart, dus de meeste jachten blijven hier in de haven overnachten.

Het varen op het kanaal is een leuke belevenis. We passeren stapvoets varende containerreuzen op enkele tientallen meters afstand. Overigens is het kanaal net een weg. Er staan verkeersborden, stoplichten en km-paaltjes. Na zo’n 30 km komen we bij de enige echte haven in het kanaal; Rendsburg. Goed berekend, want het schemert net. Rendsburg heeft een aardige jachthaven aan een klein meertje, dat een zijarm va het kanaal vormt. Er liggen hier veel jachten, maar de reden is ons onduidelijk; er is geen groot water of zelfs een meer van betekenis in de omgeving. Wie hier ligt, zal altijd eerst naar Kiel moeten varen om te zeilen.

De havenmeesteres doet haar titel eer aan. Met een vriendelijke glimlach, maar ó zo resoluut, stuurt ze ons weg van de bunkersteiger. De kaart in onze almanak geeft aan dat andere gedeeltes van deze haven niet erg diep zijn. Gelukkig is deze havenmeester wél goed geïnformeerd en we liggen comfortabel op een door haar aangewezen plek.

 

5. Terug over de Noordzee.

Woensdag 15 juli

Vanochtend hebben we geen haast. Na het kanaal komen we in de Elbe. De Elbemond is het uiteinde van de trechter die gevormd wordt door de Duitse bocht. Door deze trechtervorm staat er in de Elbe een sterke getijdestroom van soms meer dan 3 knopen. Tot vijf uur vanmiddag gaat die stroom vandaag landinwaarts, en hebben we hem tegen. Na de kentering loopt hij mee. Hoe het ook zij, met wachten kom je ook niet eerder aan, en om negen uur varen we af. Eerst nog 60 kilometer op het kanaal. Die verlopen vlot en ook de sluis bij Brunsbüttel zijn we snel door. Ruim vóór de kentering komen we rond 2 uur op de Elbe en het is het inderdaad ploeteren tegen de stroom in. Onze snelheid over de grond zakt tot 3 knopen.

Soms staat er hier, zoals we ook in Nederland wel gewend zijn, een aanhoudende westenbries. Het is dan moeilijk wegkomen uit Cuxhaven dat aan de Eldemonding ligt. Bij opkomend tij tegen de wind en stroom in ploeteren is niet te doen en bij afgaand tij staat er dan een gemene golfslag. Een verandering van het weer afwachten is dan vaak de enige optie. Dit kan soms wel twee weken duren. We hebben geluk. Er staat een zwakke wind uit veranderlijke, maar meest oostelijke, richting. De weersystemen zijn stabiel. Een lagedrukgebied ten zuiden van Engeland lijkt niet onze kant op te komen. Ook voor ons zal de tocht langs de Noordzeekust echter nog voldoende uitdagingen opleveren.

Ons plan is in één keer zo ver door te varen als het weer en de gesteldheid van de bemanning het toelaten. We gaan richting west met als mogelijke stops Borkum, Lauwersoog of zelfs Den Helder. Andere havens zijn niet diep genoeg.  Nu eerst die Elbe uit zien te komen. O, wat gaat dat langzaam. Het is al tegen 7 uur ’s avonds als we Cuxhaven passeren. Daar slaat de twijfel weer toe. We hebben sinds Ebeltoft al weer de nodige Diesel verstookt. Hoe veel hebben we nog? Voor de zekerheid maar even de haven insteken. Na enig zoeken vinden we een bunkerstation, maar het lijkt gesloten. Er is gelukkig even verderop een tweede station; zelfbediening. Na wat gegoochel met credit cards weten we er voor 2 maal Eur 96,80 Diesel uit te krijgen. Dat moet hem dan zijn om Nederland mee te bereiken.

Zoals overal in het waddengebied lopen de smalle geulen bij Cuxhaven tussen verraderlijke platen, de zich ver buiten het echte land uitstrekken. Even is er verwarring als een van deze geulen niet langer blijkt te zijn aangegeven en de geul die wij volgen dientengevolge anders betond is dan op de kaart staat aangegeven. Zoals vaker deze reis, concluderen we dat het coördineren van kaart, GPS plotter en vooral zicht op de tekens en betonning essentieel is voor een veilige vaart.

Een stukje achter ons vaart een sleper met op een ponton een paar dwarssecties van een groot schip. Het is een onwerkelijk gevaarte met ongeveer onze snelheid, dat de hele nacht bij ons zal blijven. Als het bijna donker is eindigt de geul en kunnen we eindelijk richting west draaien. Met te weinig wind om te zeilen, varen we op de motor en draaien eenmans wachten van 2 uur.

Ter hoogte van het ankergebied Jade krijgt Appie tijdens zijn wacht even een schrik te verduren. Een van die zeemonsters wordt opeens groter en groter en begint boven ons uit te torenen. Het blijkt dat hij zojuist het anker gelicht heeft en op ons af komt varen. Gelukkig is er nog voldoende tijd om het roer om te gooien en er met een ruime boog omheen te varen.

Donderdag 16 juli

In de ochtend varen we Lauwersoog aan. De aanloop is alweer gewijzigd sinds we hier nog geen twee weken geleden vertrokken. Gelukkig is de betonning al van mijlen ver te zien. Nu weten we: Schiermonnikoog aanroepen. Ze melden ons dat er vier meter water staat, dus we kunnen door. In de Lauwersoogse buitenhaven zien we niet zo snel een geschikte plaats. Door de sluis naar Noordergat dan maar. Het is een soort thuiskomen. De beheerders van het clubhuis heten ons als oude bekenden hartelijk welkom – en dat is echt niet zo gebruikelijk in het noorden van ons land, hadden we eerder gemerkt. We nemen het er vandaag van. Lekker douchen, de was doen, het schip schoonmaken en opruimen. Dan een bezoekje aan de viskraam en een kopje koffie op het terras. We kunnen de rust goed gebruiken; twee weken varen doet zich langzamerhand gelden.

Vrijdag 17 juli

Met de eerste schutting van de Robbengatsluis om 7 uur gaan we naar buiten. Het is al een paar uur na hoog water, dus we willen nog zo veel mogelijk van het afgaande tij profiteren. Verkeerspost Schiermonnikoog wenst ons een goede passage, maar zegt niets over de diepte. We vragen er ook niet naar. Dat breekt ons een uur of twee later op. Op de drempel, het ondiepste gedeelte van de geul net voordat je open zee bereikt, raken we de zandbodem. Jasper grijpt snel en adequaat in en loodst ons terug naar het diepere gedeelte. Hoe kan dit? Op basis van onze, net geheel bijgewerkte, kaart verwachten we 3 meter water bij LAT, de laagste normaliter te verwachten waterstand. Daar komt op dit moment zo’n meter getij bij. De dynamiek van het wad mag echter niet onderschat worden. Schiermonnikoog laat ons met enig leedvermaak weten dat de drempel op dit moment aanzienlijk hoger is. Dan wachten we maar even in de haven op het volgende hoog water. Tot onze verbazing komen we de buitenhaven niet eens in. Daar zou toch ook vier meter water moeten staan? Niet dus. Ankeren in de kreek dan maar.

Om één uur ’s middags proberen we het weer. We komen dan precies om drie uur met hoog water bij de drempel. Verkeerspost Schiermonnikoog blijkt over humor te beschikken. Ze wensen ons: “een behouden vaart bij deze hernieuwde – tweede – poging”. Met een gespannen oog houden we de dieptemeter in de gaten, maar zonder probleem bereiken we open water.

Ons plan is ambitieus: In één keer naar Dinteloord terug varen. De weersystemen zijn nog stabiel. Een depressie boven Engeland en één boven midden-Europa, met een rug van hoge druk boven de Noordzee. Hier kunnen zich wel wat zomerse buien met onweer ontwikkelen, die we liever niet op ons hoofd krijgen, maar we kunnen altijd Den Helder, IJmuiden of zelfs Scheveningen binnenlopen. De wind is oost en we varen praktisch voor de wind met de genua uitgeboomd langs de waddeneilanden.

Zaterdag 18 juli

Het wordt avond en nacht en tot voorbij Texel gaat alles goed. De wind is afgenomen en we motorzeilen met de beide voorzeilen uit. Dan gebeurt er iets raars. Binnen zo’n 10 seconden draait de wind 180 graden en neemt in sterkte toe van 8 tot 25 knopen. De voorzeilen klappen bak en we vallen af om in elk geval normaal te varen, terwijl we ons op verdere actie beraden. Door het plotselinge geraas is Jasper wakker geworden, steekt zijn hoofd naar buiten en krijgt nog juist het laatste deel van deze manoeuvre mee. “Afvallen” bevestigt hij. We zijn ondertussen al 270 graden met de wind meegedraaid en hij vervolgt met het koddige: “Waarom varen we eigenlijk niet onze koers?”

Na ons op de nieuwe situatie te hebben ingesteld, realiseren we ons dat deze plotse verandering heel lokaal en beperkt kan zijn, maar ook een algehele omslag kan aankondigen. We nemen het zekere voor het onzekere en varen terug naar Den Helder. Met het eerste licht lopen we de haven  binnen. Helaas wordt de sluis naar de jachthaven nog niet bediend. Bij het omvaren stuiten we op een brug die, naar het enkele rode licht te oordelen, wel bediend wordt, maar niet antwoordt op onze marifoonoproep. Dan blijven we maar even illegaal aan een steiger liggen.

De weersvoorspellingen geven geen nieuw inzicht. Die zomerse buien gaan er aan komen en trekken in vlagen van zuid naar noord over het westelijk gedeelte van het land en de Noordzee. Vóór die de eerste vlaag moeten we in elk geval IJmuiden kunnen bereiken, waar we Piet zullen oppikken. Vlot lopen we de moderne IJmuidense jachthaven binnen, juist op het moment dat Piet daar ook aankomt. We zijn weer met zijn zessen!

Zondag 19 juli

Wat doen we nu? Wachten tot de eerste vlaag voorbij is en dan in het gat tussen de buien naar Scheveningen of door naar Hoek van Holland is onze strategie. We zetten de vertrektijd om middernacht. Zo gezegd, zo gedaan. Met een rijk avondmaal bij “Bangkok aan Zee” achter de kiezen, varen we af.  Helaas is die eerste groep buien later dan verwacht en zo’n uur buitengaats varen we er recht in. De wind neemt toe tot boven de 35 knopen. Dat is geen doen. Terug en in de ochtend weer proberen dan maar.

Zes uur ’s ochtends vertrekken we weer. Nu hebben we wel het tij tegen, maar de tijd begint te dringen. Morgen begint voor sommigen het gewone leven weer. Die tweede groep buien raast boven het land en wat verder op zee, maar wij varen er net tussendoor. Wel krijgen we nog twee maal zo’n plotse draaiende windvlaag. Nu overdag zien we ze als een donkere veeg over het water aankomen en weten we wat te verwachten.

Zonder verdere problemen bereiken we in de middag Hoek van Holland. Of we de laatste bediening van de Haringvlietbrug gaan halen is de vraag. De Oude Maas opvaren tot de Dordtsche Kil en via het Hollands Diep terug dan maar. We gebruiken deze laatste uren om in te pakken, het schip op te ruimen en schoon te maken.

Terwijl we op het, ons allen welbekende, Hollands diep varen, reflecteren we op de reis. Even met de voeten op de aarde: zeilen op groot water is niet zonder gevaar. Een bemanningslid moest worden geëvacueerd. Was het met hem minder goed afgelopen, dan had de reis een geheel andere wending genomen. Maar met die kanttekening in het achterhoofd: Wat een geweldig mooie ervaring. Wat een mooi schip. Wat hebben we veel geleerd. Meer dan twee weken aan boord geleefd, met alles wat daar bij komt kijken, zonder noemenswaardige problemen op het interpersoonlijke vlak. Elk van ons heeft wel een dipje meegemaakt, maar is er daar door de anderen doorheen geholpen. Meer dan 1200 mijl hebben afgelegd, waarvan een behoorlijk deel ’s nachts. Fantastische lange rakken gezeild. Schitterende landschappen en zeegezichten gezien, bij alle weertypen. Dit blijft de rest van ons leven bij ons.

Wat is dat Hollands Diep eigenlijk klein. Knus bijna. Geroutineerd nemen we de Volkeraksluis. We zijn nu vertrouwd met de maat van het schip. Ander jachten zullen een stuk kleiner lijken. Tegen middernacht leggen we aan bij de Mandersluis. Jammer dat we er niet meer door kunnen en een paar honderd meter voor de haven moeten blijven liggen. Moe en blij te zijn aangekomen, maar met een duidelijk gevoel van spijt, halen we onze persoonlijke spullen van boord. Piet en Eric moeten allebei de volgende ochtend weer aan de slag en scheuren richting Zuid Limburg. Rob zoekt zijn eigen vertrouwde boot op. Appie en Mara blijven nog voor een laatste nacht om de Mariflex Challenge in de vroege morgen met Jasper door de sluis te varen.

Wat wordt de volgende grote reis? Hopelijk weer met hetzelfde team.